Het cadeau
lag op tafel, zorgvuldig ingepakt met een rood lint…Thijs had dit voor mij na
zijn overlijden achtergelaten. Aarzelend sloot mijn hand zich om
het rode lint. Ik trok er zacht aan, het gleed als vanzelf van het kartonnen
doosje. Ik wist niet wat ik moest verwachten, een emotioneel aandenken? Een
mooie foto? Of een persoonlijke brief? Niets van dat alles. Een stapel met
kaartjes waren zorgvuldig beschreven met namen. Een simpel begeleidend briefje
moest duidelijkheid scheppen: in zijn met hanenpoten geschreven handschrift had
hij het volgende neer gekladderd: “Bezoek deze mensen dag na dag, en je zult
mij vinden.” Ik nam de kaartjes een voor een in mijn handen en las de namen:
Aafke, Dagmar, Fiona, Bas, Peter, Tim, Daan. Wat moest ik hiervan denken? Ik
besloot de daad bij het woord te voegen: op maandag bezocht ik Peter, zijn
vader. Zijn handen omsloten mijn handen, wat kwamen ze mij bekend voor! En zijn
oogopslag was schrikbarend dezelfde oogopslag als die van Thijs. Het voelde
gelijk vertrouwd. Op dinsdag bezocht ik Aafke, zijn zuster. Samen met haar maakten we een
picknick in de duinen. Het herinnerde mij aan de vele picknicken samen met
Thijs. Op woensdag ging ik mountainbiken met Daan, zijn beste vriend. Ik zag in
hem dezelfde passie en actie als Thijs had. Op donderdag had ik een etentje met
Bas, zijn trouwste collega. Met dezelfde humor als die van Thijs had ik een
voortreffelijk avondje uit. Op vrijdag kookte ik samen met Fiona, die hij had
leren kennen via een kookcursus. Samen met haar maakte ik zijn favoriete
gerecht klaar. Op zaterdag ontmoette ik Dagmar, zijn buurmeisje uit zijn jeugd,
die hem meegemaakt had als kind. Alle schavuitenverhalen passeerden de revue.
Onder het genot van een drankje haalden we beiden de leukste herinneringen op. Op
het laatste kaartje stond Tim, de onbekende Tim. Maar wat moest ik van hem
verwachten? Ik wist niet wie hij was, hoe hij eruit zag, hoe oud hij was. Op
het kaartje bij zijn naam stond dat ik naar het strand moest komen, daar zou
hij vaak te vinden zijn. Zo gezegd, zo gedaan. Ik liep de duinovergang op en keek over de
uitgestrekte zee. Een pad cirkelde de duin af, diverse voetsporen lieten zien
dat al velen mij waren voorgegaan. Een strakblauwe lucht omarmde de zee. In de
verte zag ik mensen als kleine poppetjes langs de branding flaneren. Met mijn
voeten diep wegzakkend in het zand, daalde ik de duin af. Het strand lag als
een open boek voor mij. Golven rolden af en aan. Ik liep alleen en besloot de
vele voetsporen in het zand te volgen. De afgelopen week resumerend, besefte ik
dat ik niet eenzaam hoefde te zijn, Thijs was niet echt weg, ik vond hem in de
vele lieve mensen om mij heen. Ik keek opnieuw naar de voetstappen in het zand
en realiseerde me wat Thijs mij met Tim duidelijk had willen maken. Er bestond
geen Tim, Tim was door hem verzonnen. Ik moest naar het strand komen en de
voetstappen zien in het zand, als teken dat ik omringd word door al die lieve
vrienden en familie van hem...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten