woensdag 20 juli 2016

Op m’n ouwe fiets…deel 3

Tekst:         Cora Verhelst
Fotografie: Ronny Bouwens
Eindelijk! Het is zomer! Na weken van grauwe luchten, regenbuien, onweer en windhozen is het nu tijd voor de zon. Het is dan ook al 22 juni. Maar goed. Wellicht dat vandaag het keerpunt  is aangebroken en nu ècht de zomer van start is gegaan. Wie weet is dit nog maar het begin van een maandenlange zomerse zotheid. Verwachtingsvol kijk ik uit naar lange lome zomermaanden, met een heerlijk koel glas witte wijn in mijn ene hand, en in mijn andere hand een waaiertje om mezelf wat koelte toe te wuiven. Hemelsblauwe luchten en elk weekend naar het strand. IJsjes eten totdat ze je neusgaten uitkomen. Of eindeloze fietstochten met de geur van zoete zomerbloeiers om je heen en een zon hoog aan de hemel. Wat zullen we bruin zijn straks in september! Ik kijk naar mijn nu nog melkwitte armen. Maar daar gaat snel verandering in komen. Ik zie de zon schijnen in het bleke staal van mijn ouwe fiets die hierdoor naar mij lijkt te knipogen. Alsof hij wil zeggen: kom op! We gaan onze eerste echte zomerfietsritje maken! Daar hoef ik niet lang over na te denken. Na de race van de vorige keer beloof ik mij plechtig dat dit een ontspannen ritje gaat worden. Geen wedstrijdjes! Geen competities! Dit keer ga ik echt genieten: al fietsend rijd ik door lome straatjes. Ik ruik zoete barbecuegeuren en mensen staan zacht met elkaar te keuvelen op deze heerlijke zomeravond. De lucht is nog blauw met hier en daar witte wolkenflarden aan de hemel.


‘Dit is bijna een kwestie van leven of dood’

Het graan op het land staat al hoog. De aren staan stil op het land. Geen zuchtje wind valt te bespeuren. Ik fiets in een ontspannen tempo over het asfalt. Het lijkt wel of ik er nu nog meer van smul dan van de voorgaande twee fietsritjes. Een heerlijke zomeravond rolt als een warme deken voor me uit. Een mannelijke fietser hangt uit te buiken over zijn racefiets. Ik gniffel in mijzelf. Laat hem maar gaan. Deze keer trap ik er niet in! Geen competities meer. Trouwens, het ziet er ook niet echt een uitdaging uit. Ik trap gestaag verder. In een zelfde rustig tempo. Wat een rust. En wat een stilte. Zo mag het altijd blijven. Het polderlandschap kabbelt rustig aan mij voorbij, als een beekje. Al veel te snel kom ik op mijn  bestemming aan. Ik stop even om wat bij te tanken. Ik kijk nog even naar de hemel, en beleef bewust deze mooie zomeravond.  In het etablissement aangekomen, staat de televisie aan. Het acht uur journaal wordt afgesloten met het weer. Zonnetjes overheersen de landkaart. Maar dan verschijnt een pluim donkere wolken over het scherm. En het komt onze kant op! Binnen nu en een half uur! Weg is de zomerzotheid. Eerst dronken van de zomerse geuren word ik nu keihard wakker geschud. Ik ontwaak in een nuchtere toestand. Ik spurt naar buiten en neem mijn stalen ros bij de hand. Ik zie de lucht in de verte versomberen. Gelukkig fiets ik de andere kant op: op weg naar het licht. Het wordt een keiharde race tegen de weerselementen. Maar ik ben getraind. Met standje drie, hogere versnellingen zijn er niet op mijn ouwe fiets, race ik naar huis. Ik motiveer mezelf om door te fietsen. Want was het de vorige keer een leuke race, nu is het een harde strijd tegen de weersinvloeden. En het is nog spannend wie gaat winnen! Dit is bijna een kwestie van leven of dood.


‘Een Vlaamse Gaai zit op een lantaarnpaal. Die zitten toch alleen maar in bomen en bossen?’

Achter mij zie ik de donkere onweerslucht steeds dichterbij komen. Bliksemflitsen schieten als messen door de lucht. Ik trap nog wat harder. Een Vlaamse Gaai zit op een lantaarnpaal. Die zitten toch alleen maar in bomen en bossen? Maar ik heb geen tijd om daar over na te denken, laat staan een foto te nemen van een Vlaamse Gaai op een lantaarnpaal. Niemand zal mij geloven als ik dit vertel. Als ik het überhaupt kan navertellen, want de bliksemflitsen schieten als messen door de lucht.  Ik race nog wat harder. Mijn benen razen in het rond. Een kat kijkt loom opzij vanuit de graskant. Een neger op een fiets komt mij tegemoet. Hij fietst richting de donkere wolk. Zou hij het Nederlandse klimaat niet kennen? Ik ga het hem toch niet uitleggen en trap hard door. In de verte een oud vrouwtje die met haar dochter mij tegemoet komt rijden. Of beter gezegd richting dreigende wolk: de moeder als een gekromde schild voor haar dochter. Ik hoop echt voor hen dat ze het redden.
De donkere schijf komt steeds dichterbij. Dreigend en grommend. Angst overspoelt mijn lichaam en veroorzaakt een adrenalinestoot. Plotseling voel ik een snerpende pijn in mijn rechteroog. Ook dat nog. Een vliegje was vast op zoek naar een alvast droog onderkomen en koos mijn oog uit. Dan heeft hij nu toch echt pech gehad! En ik ook. Even fiets ik met mijn ogen dicht verder. Stoppen is nu geen optie. Elke seconde telt. Geen tijd voor dat kinderachtige gedoe om een vliegje uit mijn oog te halen. Ik probeer mijn oog te openen en accepteer de hevige naweeën van die gelande vlieg in mijn oog. Tranen stromen als een hard stromende rivier over mijn wangen. Ik hoop dat hij met deze golven meedrijft. In een waas, zie ik de bebouwde kom steeds dichterbij komen. Godzijdank. Nog even doorzetten en ik ben straks veilig en wel in mijn warme en vooral droge onderkomen. Opgelucht rijd ik de bebouwde kom in. Een sportschool met sportende mensen voorbij rijdend. Schaf toch gewoon een ouwe fiets aan, wil ik bijna uitschreeuwen. Die houdt je fit en slank! Kijk maar naar mij. Maar goed. Ze zoeken het maar uit. Want ik heb maar één doel voor ogen: veilig thuis komen. Ik kijk nog één keer achterom en ik weet nu: de strijd is gestreden. Ik heb het gehaald. Mijn karretje verdient weer een ereplaats op het podium!

Lees ook:

‘Op m’n ouwe fiets deel 2’ van 8 juni 2016
‘Het was echt de allerlaatste keer’ van 27 februari 2016 

© Copyright Corawriter 2016