Fotografie: Ronny Bouwens
Eindelijk!
Het is zomer! Na weken van grauwe luchten, regenbuien, onweer en windhozen is
het nu tijd voor de zon. Het is dan ook al 22 juni. Maar goed. Wellicht dat vandaag
het keerpunt is aangebroken en nu ècht
de zomer van start is gegaan. Wie weet is dit nog maar het begin van een
maandenlange zomerse zotheid. Verwachtingsvol kijk ik uit naar lange lome
zomermaanden, met een heerlijk koel glas witte wijn in mijn ene hand, en in mijn
andere hand een waaiertje om mezelf wat koelte toe te wuiven. Hemelsblauwe
luchten en elk weekend naar het strand. IJsjes eten totdat ze je neusgaten
uitkomen. Of eindeloze fietstochten met de geur van zoete zomerbloeiers om je
heen en een zon hoog aan de hemel. Wat zullen we bruin zijn straks in september!
Ik kijk naar mijn nu nog melkwitte armen. Maar daar gaat snel verandering in
komen. Ik zie de zon schijnen in het bleke staal van mijn ouwe fiets die hierdoor
naar mij lijkt te knipogen. Alsof hij wil zeggen: kom op! We gaan onze eerste
echte zomerfietsritje maken! Daar hoef ik niet lang over na te denken. Na de
race van de vorige keer beloof ik mij plechtig dat dit een ontspannen ritje
gaat worden. Geen wedstrijdjes! Geen competities! Dit keer ga ik echt genieten:
al fietsend rijd ik door lome straatjes. Ik ruik zoete barbecuegeuren en
mensen staan zacht met elkaar te keuvelen op deze heerlijke zomeravond. De
lucht is nog blauw met hier en daar witte wolkenflarden aan de hemel.
‘Dit is bijna een kwestie van leven
of dood’
Het graan
op het land staat al hoog. De aren staan stil op het land. Geen zuchtje wind
valt te bespeuren. Ik fiets in een ontspannen tempo over het asfalt. Het lijkt
wel of ik er nu nog meer van smul dan van de voorgaande twee fietsritjes. Een
heerlijke zomeravond rolt als een warme deken voor me uit. Een mannelijke
fietser hangt uit te buiken over zijn racefiets. Ik gniffel in mijzelf. Laat
hem maar gaan. Deze keer trap ik er niet in! Geen competities meer. Trouwens,
het ziet er ook niet echt een uitdaging uit. Ik trap gestaag verder. In een
zelfde rustig tempo. Wat een rust. En wat een stilte. Zo mag het altijd
blijven. Het polderlandschap kabbelt rustig aan mij voorbij, als een beekje. Al
veel te snel kom ik op mijn bestemming
aan. Ik stop even om wat bij te tanken. Ik kijk nog even naar de hemel, en
beleef bewust deze mooie zomeravond. In
het etablissement aangekomen, staat de televisie aan. Het acht uur journaal
wordt afgesloten met het weer. Zonnetjes overheersen de landkaart. Maar dan
verschijnt een pluim donkere wolken over het scherm. En het komt onze kant op!
Binnen nu en een half uur! Weg is de zomerzotheid. Eerst dronken van de zomerse
geuren word ik nu keihard wakker geschud. Ik ontwaak in een nuchtere toestand.
Ik spurt naar buiten en neem mijn stalen ros bij de hand. Ik zie de lucht in de
verte versomberen. Gelukkig fiets ik de andere kant op: op weg naar het licht. Het
wordt een keiharde race tegen de weerselementen. Maar ik ben getraind. Met
standje drie, hogere versnellingen zijn er niet op mijn ouwe fiets, race ik
naar huis. Ik motiveer mezelf om door te fietsen. Want was het de vorige keer
een leuke race, nu is het een harde strijd tegen de weersinvloeden. En het is
nog spannend wie gaat winnen! Dit is bijna een kwestie van leven of dood.
‘Een Vlaamse Gaai zit op een
lantaarnpaal. Die zitten toch alleen maar in bomen en bossen?’
Achter
mij zie ik de donkere onweerslucht steeds dichterbij komen. Bliksemflitsen schieten als messen door de lucht. Ik trap nog wat harder. Een Vlaamse Gaai zit op een lantaarnpaal.
Die zitten toch alleen maar in bomen en bossen? Maar ik heb geen tijd om daar
over na te denken, laat staan een foto te nemen van een Vlaamse Gaai op een
lantaarnpaal. Niemand zal mij geloven als ik dit vertel. Als ik het überhaupt
kan navertellen, want de bliksemflitsen schieten als messen door de lucht. Ik race nog wat harder. Mijn
benen razen in het rond. Een kat kijkt loom opzij vanuit de graskant. Een neger
op een fiets komt mij tegemoet. Hij fietst richting de donkere wolk. Zou hij
het Nederlandse klimaat niet kennen? Ik ga het hem toch niet uitleggen en trap
hard door. In de verte een oud vrouwtje die met haar dochter mij tegemoet komt
rijden. Of beter gezegd richting dreigende wolk: de moeder als een gekromde
schild voor haar dochter. Ik hoop echt voor hen dat ze het redden.
De donkere
schijf komt steeds dichterbij. Dreigend en grommend. Angst overspoelt mijn
lichaam en veroorzaakt een adrenalinestoot. Plotseling voel ik een snerpende
pijn in mijn rechteroog. Ook dat nog. Een vliegje was vast op zoek naar een
alvast droog onderkomen en koos mijn oog uit. Dan heeft hij nu toch echt pech
gehad! En ik ook. Even fiets ik met mijn ogen dicht verder. Stoppen is nu geen
optie. Elke seconde telt. Geen tijd voor dat kinderachtige gedoe om een vliegje
uit mijn oog te halen. Ik probeer mijn oog te openen en accepteer de hevige
naweeën van die gelande vlieg in mijn oog. Tranen stromen als een hard
stromende rivier over mijn wangen. Ik hoop dat hij met deze golven meedrijft. In
een waas, zie ik de bebouwde kom steeds dichterbij komen. Godzijdank. Nog even
doorzetten en ik ben straks veilig en wel in mijn warme en vooral droge
onderkomen. Opgelucht rijd ik de bebouwde kom in. Een sportschool met sportende
mensen voorbij rijdend. Schaf toch gewoon een ouwe fiets aan, wil ik bijna
uitschreeuwen. Die houdt je fit en slank! Kijk maar naar mij. Maar goed. Ze
zoeken het maar uit. Want ik heb maar één doel voor ogen: veilig thuis komen.
Ik kijk nog één keer achterom en ik weet nu: de strijd is gestreden. Ik heb het
gehaald. Mijn karretje verdient weer een ereplaats op het podium!
Lees ook:
‘Op m’n ouwe
fiets deel 2’ van 8 juni 2016
‘Het was
echt de allerlaatste keer’ van 27 februari 2016
© Copyright Corawriter 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten