vrijdag 2 augustus 2019

De race

Na een week van hard werken, deadlines halen, contacten leggen en afspraken maken, is het tijd voor pure ontspanning. Maar hoe, en wat? Ik kijk naar buiten, mijn blik glijdt langs de vrolijke zomerbloeiers in de tuin. De siererwt krinkelt zich langzaam een weg langs mijn oude fiets.  Zoekend tussen de pedalen, zich oprichtend naar het licht. Langzaam klimmend en krullend om mijn zaal heen. Met zijn weelderige groene steeltje wijzend. Het is alsof hij wil zeggen: tijd voor een ritje!
Het groene woud achterlatend, wat mijn tuin bijna is, peddel ik dan ook al snel richting fietspad. De pedalen in een ritmische beweging steeds maar rond trappend. Wat een souplesse. Wat een geoliede machine. Het lijkt bijna weer vanzelf te gaan. Wanneer ik het fietspad nader, kijk ik recht de weidse polder in. Nevels omhullen het landschap. De lucht toont lichtgrijs, maar voelt als een warme deken om mij heen. Een heerlijke zaterdagse zaligheid doet mijn onrust als sneeuw voor de zon verdwijnen. Wat kan een mens zich nog meer wensen!

‘Een heerlijke zaterdagse zaligheid doet mijn onrust als sneeuw voor de zon verdwijnen. Wat kan een mens zich nog meer wensen!’
Een zacht briesje streelt mijn gezicht. Ik zie klaprozen als rode accenten in de bermen verschijnen. Gele boterbloemen staan in grote vrolijke groepen bij elkaar. Hoge grassen met hun pluimige aren maken het mistige karakter compleet. Wat een decor! Dit is puur genieten. Een gevoel van rust daalt op mij neer. Ik voel mij bijna één met het mistige landschap. De groene weilanden, strakke populieren, en zomerbloeiers glijden aan mij voorbij. Ik hang relaxed over mijn stuur naar voren, in een ontspannen houding! Als één krachtige vloeiende lijn met mijn stalen ros. Langzaam nader ik de bebouwde kom. Een mannelijke fietser in het vizier. Atletisch en breedgeschouderd. Zo dichterbij komend in het zachte zomerlandschap wil ik aan hem voorbij. Het competitiegevoel begint te borrelen. De adrenaline giert door mijn lichaam. De rust is weg. Ik wil vóór hem aan de stoplichten zijn. Eerst een medefietser, is hij nu mijn rivaal geworden. Ik race aan hem voorbij. Snel en maar met één doel voor ogen: ik wil winnen. Het zal je niet verbazen dat ik door deze adrenalinespurt als eerste bij de stoplichten aankom. Mijn vijand ver achter mij latend. Bij de stoplichten springt het licht op rood. Het is tijd voor een adempauze.
Wat een zo ontspannend fietsritje moest worden,
ontaardde in een verhitte strijd.
Mijn concurrent komt helaas hierdoor steeds dichterbij. Ik voel bijna zijn adem in mijn nek. Dit kan nooit de bedoeling zijn van mijn eigen in scène gezette race. Twee evenwijdige fietspaden wijzen de weg richting de Schelde: mijn einddoel. Het licht springt op groen. Mijn tegenstander neemt de linkerbaan. Ik de rechter: de competitie is opnieuw begonnen! Ik zie hem in mijn linkerooghoek het fietspad verder vervolgen: of moet ik zeggen het circuit. Het is een tactische keuze van hem, blijkt later. Zijn parcours kent namelijk geen obstakels, de mijne wel. Andere wegen doorkruisen mijn pad zodat ik geremd word door naderend verkeer van rechts en van links. Maar dan voegen onze wegen zich weer samen. De werkelijkheid dreunt als een mokerslag door mijn lichaam heen: hij heeft een voorsprong van zo’n 20 meter. Ik zal mij erbij neer moeten leggen: het circuit nadert steeds meer zijn einde en een inhaalmanoeuvre lijkt niet meer haalbaar. Toch lijkt het geluk ook een keer aan mijn kant te staan. Deze keer zijn de stoplichten in zijn nadeel. Ik nader hem steeds meer en meer. Tot ineens een nieuw obstakel zich in het verkeer zich aandient: drie jonge knullen vormen een blok tussen mijn rivaal en mij. Hoe moet ik mij hier tussenwurmen. Ze slingeren van rechts naar links over het fietspad. Inhalen is onmogelijk. Ik voel mij geïntimideerd door deze groep van drie mannelijke personen. Hoe jong ze ook zijn. Diverse doemscenario’s gaan aan mij voorbij. Maar dan ontwaar ik mijn breedgeschouderde bodyguard. Waar hij eerst een rivaal voor mij was, is hij nu mijn veilige haven geworden. Ik voel mij safe bij hem. Met mijn blik op zijn brede rug, fiets ik een tijdje met hem mee, en durf het bedreigende blok voorbij te steken. Met zijn tweeën vormen we nu bijna één geheel als een vloeiende tandem. Onze voeten synchroon met elkaar meebewegend. Ik voel mij weer heerlijk. Het blok van drie schoffies snel achter ons latend. Ach ja, het waren eigenlijk ook maar wat pubers. 
Zo rijden we in harmonie met elkaar samen. Maar dan begint de irritatie weer naar boven te komen. Mijn beschermengel zit mij in de weg. Ik wil hem voorbij. Het competitiegevoel keert als een tsunami terug. De eindspurt komt in zicht: ik stuur mijn tweewieler bij, de adrenaline golft weer door mijn lichaam.

‘Ik race aan hem voorbij! Snel en maar met één doel voor ogen: ik wil winnen!’
Het boost zich een weg vooruit! Met mijn tegenstander ondertussen naast mij, stoot ik mijn laatste krachten uit. Maar hij geeft niet op. Het lijkt wel of hij een tandje bijzet. Ik zie medeverkeersdeelnemers acuut remmen. Auto’s moeten stoppen. Ik zie gebalde vuisten en priemende middelvingers in mijn ooghoeken verschijnen. Natuurlijk leg ik ook niet het bijltje erbij neer. De grimmigheid moet vanaf mijn gezicht te lezen zijn. Het kan mij niets schelen: ik ga steeds harder en harder. Als ik nu moet remmen, eindig ik deze rit in een spontane salto. Dus ik moet doorgaan. Ik kan niet meer stoppen. Er zit niets anders op. De wind lijkt meer op te gaan zetten. De overwinning is nabij, maar je krijgt het niet zomaar cadeau. Ondertussen realiserend wat Leontien van Moorsel heeft doorgemaakt en al die Tour de France winnaars. Op weg naar de overwinning. Het ultieme genot. Voorovergebogen over mijn stuur, steeds sneller trappend. In een gezwinde cadans.  En ik win. Ik nader de laatste rotonde, mijn rivaal ver achter mij latend. Ik zie de Schelde. Daar is de finish. Eindelijk. Het parcours stopt hier definitief. Er is geen weg meer verder. Ik voel mij klam en uitgeput. Het zweet gutst over mijn rug als een niet meer te stoppen hete zomerregenbui. Maar ik heb het gehaald. Met mijn oude karretje. Wat ben ik trots. Een gevoel van extase baant zich een weg door mij heen. Nog niet denkend aan de weg terug…


Copyright Corawriter 2016

Geen opmerkingen:

Een reactie posten